Wat betekent het Belastingplan 2019 voor u?

7 november 2018

Het is alweer een tijdje terug, maar met het voorlezen van de Troonrede heeft onze koning behoorlijk wat maatregelen genoemd die mogelijk effect op u of uw onderneming hebben. Weet u nog welke dat zijn en wilt u weten wat de impact van deze maatregelen is? Wij zetten alle nieuwe regels voor u op een rij.  
  Inkomstenbelasting Het tarief van box 1
In box 1 zijn voor het nieuwe jaar een aantal veranderingen voor alle vier schijven. De belasting op de eerste schijf (van €0 tot €20.384) is vastgesteld op 36,65%. De tweede en derde schijf (€20.384 tot €34.300 en €34.300 tot €68.507, respectievelijk) wordt %38,10. Voor de vierde schijf (€68.507 en meer) wordt 51,75% inkomstenbelasting ingehouden.

Veranderingen in box 1 vanaf 2021
Vanaf het jaar 2021 verandert de inkomstenbelasting drastisch. De vier schijven van box 1 worden dan teruggebracht tot twee schijven. Er zal een basistarief gaan gelden van 37,05% voor alle inkomsten onder de €68.507 en een toptarief van 49,50% gelden voor hogere inkomens.

De regels rondom het hoogste tarief van box 1
Voor de hoogste tariefschijf – nu nog de vierde schijf, maar vanaf 2021 de tweede schijf – geldt dat deze niet geïndexeerd wordt. Tot het jaar 2024 is het hoogste tarief vastgesteld op €68.507.

Het percentage eigenwoningforfait
Ook het eigenwoningforfait (het bedrag dat bij uw inkomen wordt gerekend op basis van de waarde van uw koopwoning) verandert. Voor een woning van boven de €75.000 wordt dit percentage verlaagd tot 0.65%. Daarna wordt het stapsgewijs tot 0.45% verlaagd in 2023. Voor woningen van meer dan €1.060.000 blijft een eigenwoningforfait van 2.35% gelden.

De uitzendregeling van het eigenwoningforfait
Al voor het jaar 2018 geldt dat het eigenwoningforfait met terugwerkende kracht verminderd wordt tot 1,15%, als de zogenaamde uitzendregeling wordt toegepast – bijvoorbeeld als uw woning leeg staat omdat u tijdelijk elders woont.

De hypotheekrenteaftrek
Voor de hypotheekrenteaftrek geldt, dat hij langzaam afgebouwd wordt tot 49%. Vanaf 2020 zal dat versneld worden doorgezet: in stappen van drie procentpunten wordt de hypotheekrenteaftrek teruggebracht tot 37,50% in het jaar 2023.

De ondernemersaftrek
Voor ondernemers wordt vanaf 2020 de aftrek afgebouwd. Dat zal gebeuren naar voorbeeld van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Onder de ondernemersaftrek vallen de zelfstandigenaftrek, maar ook de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de startersaftrek in geval van arbeidsongeschiktheid, de stakingsaftrek en ook de meerwerkaftrek.

De winstvrijstelling voor het MKB
Het midden- en kleinbedrijf krijgt te maken met een afbouw van het aftrektarief tot 51,75%. Vanaf het jaar 2020 zal ook dit afbouwtraject de hypotheekrenteaftrek volgen. In 2020 bedraagt de winstvrijstelling nog 46%, in 2023 nog 37,50%. Dit aftrektarief wordt toegepast over het winstbedrag, nadat de ondernemersaftrek daarvan afgetrokken is.

De terbeschikkingsvrijstelling (TBS)
Ook het aftrektarief op de TBS wordt afgebouwd, en wel tot 51,75%. Wederom volgt het afbouwtraject vanaf 2020 het voorbeeld van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Dat betekent in 2020 een percentage van 46%, en in 2023 nog een percentage van 37,05%. Dit aftrektarief geldt voor het totale (positieve) bedrag van het resultaat uit werkzaamheden.

De persoonsgebonden aftrek
De persoonsgebonden aftrek betreft onder andere de uitgaves voor specifieke zorgkosten, de aftrekbare giften, en de onderhoudsverplichtingen. Op dit moment vallen daar ook nog de scholingsuitgaven en de uitgaven voor monumentpanden onder. Ook voor de persoonsgebonden aftrek geldt dat er vanaf 2020 afgebouwd wordt. Het afbouwtraject volgt daarin de afbouw van de hypotheekrenteaftrek.

De aftrekposten
Voor alle overige aftrekposten wordt het tarief afgebouwd tot 51,75%. Dat betekent dat het tarief in 2020 gelijkt wordt aan het hypotheekrenteaftrektarief, namelijk 46%. Daarna zal het percentage met 3 procentpunten per jaar dalen tot 37,05% in 2023.

De investeringsregelingen
De komende vijf jaar worden de EIA (energie-investeringsaftrek), de VAMIL (willekeurige afschrijving milieu-investeringen) en de MIA (de milieu-investeringsaftrek) verlengd. Het aftrekpercentage van de EIA wordt wel aangepast, van 54,50% naar 45%.

De scholingskosten
De scholingskosten wordt als aftrekpost vervangen door een individuele leerrekening. Dat zal per 2020 gebeuren. Deze fiscale post zal gelden voor alle Nederlanders met een startkwalificatie.

De monumentenaftrek
De monumentenaftrek is nu nog onderdeel van de overige aftrekposten. Deze zal worden vervangen door een subsidieregeling waarmee rijksmonumenten die bewoond worden, in stand gehouden kunnen worden.

De conserverende aanslag voor lijfrente en pensioenen in geval van emigratie
Indien u emigreert naar een land waarmee Nederland een woonstaatheffing is overeengekomen over lijfrenten en pensioenen, zal u alleen nog een conserverende aanslag krijgen voor de lijfrentepremies die tussen januari 1992 en januari 2001, en na medio 2009, zijn afgetrokken. Voor pensioenpremies wordt alleen gekeken naar de bedragen die onbelast gebleven zijn na 15 juli 2009.

De tarieven voor box 2
Het tarief van box 2 zal omhoog gebracht worden van 25% nu naar 26,25% in 2020 en uiteindelijk naar 26,90% in 2021. In het Regeerakkoord was een grotere stijging aangekondigd.

De verliesverrekening in box 2
Voor de voorwaartse verrekening van verliezen geldt dat deze zal worden verkort, van negen jaar tot zes jaar. Dat is in overeenstemming met vennootschapsbelasting, waar de voorwaartse verliesrekening ook op die manier is vormgegeven.

Schulden directeur-grootaandeelhouder bij de eigen bv
In box 2 wordt schuld van de dga (directeur-grootaandeelhouder) aan de eigen bv belast als ware het een dividenduitkering. Dat geldt alleen voor schulden van meer dan €500.000. Eigenwoningschuld wordt daarbij niet meegerekend. Deze verandering zal waarschijnlijk vanaf 2022 ingevoerd worden.

De tarieven van box 3
Voor box 3 geldt dat het heffingsvrije vermogen wordt verhoogd, tot €30.360 per persoon. Voor de vermogensschrijven gelden nieuwe forfaitaire rendementen: 1,94% voor de eerste schijf (€30.360 tot €102.010), 4,45% voor de tweede schijf (€102.010 tot €1.020.086) en 5,60% voor de derde schijf (€1.020.096 en hoger).

De algemene heffingskorting
De algemene heffingskorting wordt verhoogd tot €2.477. Dat is een stijging van €184 na indexatie. De heffingskorting zal nog sneller worden afgebouwd dan al het geval was.

De arbeidskorting
Voor de arbeidskorting geldt dat het maximale bedrag zal worden verhoogd met €111, tot €3.399 euro. Een afbouwpercentage van 6 procent betekent een kleine verhoging.

De ouderenkorting
De ouderenkorting is vastgesteld op een maximum bedrag van €1596 na indexatie – een verhoging van €178. Voor deze regeling geldt een nieuw afbouwpercentage van 15%.

De heffingskorting voor buitenlandse belastingplichtigen
Voor inwoners van de EU, maar ook Zwitserland, de EER of de BES-eilanden, die niet kwalificeren als buitenlandse belastingplichtigen, zijn er enkele nieuwe regels. Zij krijgen recht op arbeidskorting en een inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Ditzelfde besluit komt te gelden voor alle belastingplichtigen in het buitenland, die via een vaste inrichting in Nederland een onderneming hebben. Hoe hoog de arbeidskorting en de IACK uitvalt, hangt af van het wereldarbeidsinkomen.
 
Loonbelasting Een verkorting van de 30%-regeling
Voor de 30%-regeling geldt dat deze wordt verkort: van acht jaar nu tot vijf jaar. Diezelfde verkorting gaat ook gelden voor de onbelaste vergoeding van werkelijke extraterritoriale kosten. Voor expats die op dit moment gebruik maken van de 30%-regeling, of die rechten zouden verliezen in 2019 of 2020, wordt een overgangsrecht van twee jaar ingevoerd.

Het overgangsrecht van schoolgelden
Voor de expats die gebruik maken van het bovengenoemde overgangsrecht, geldt ook dat zij nog gebruik kunnen maken van de vergoeding van schoolgelden gedurende deze twee (extra) jaren. Daarmee vervalt het eerdere overgangsrecht op schoolgelden, dat meer beperkt was.

Een fiets van de zaak
Voor 2020 zal gelden, dat de waarde van het privévoordeel van een fiets van de zaak wordt vastgesteld op 7% (berekend op de nieuwwaarde van de fiets). Deze bijtelling is alleen geldig als de fiets ook (onder andere) gebruikt wordt voor het woon- en werkverkeer.

De vrijwilligersvergoeding
Voor vrijwilligers geldt dat de maximaal toegestane onbelaste vergoeding wordt verhoogd naar €1.700 per kalenderjaar (€200 meer dan nu) en €170 per maand.

De ziektewetuitkering
Voor nieuwe ziektewetuitkeringsgerechtigden geldt vanaf 2020 dat de ZW-uitkering zelf niet meer meetelt als inkomen, als de arbeidskorting en de IACK (inkomensafhankelijke combinatiekorting) bepaald wordt.

Een intensivering van de S&O-afdrachtvermindering
Het percentage van (de tweede schijf) van de speur- en ontwikkelingsafdrachtvermindering wordt in 2020 verhoogd tot 16%. Dat is twee procentpunten meer dan nu.
 
Toeslagen De kindregelingen
Voor de kinderbijslag, maar ook voor de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget voor paren, geldt dat de tarieven verhoogd worden. Voor het kindgebonden budget geldt die verhoging vanaf 2020.
 
Vennootschapsbelasting Tarieven
Voor de vennootschapsbelasting gaat een lager tarief gelden. Die verlaging gaat in stappen: van 25% in 2019 tot 20,5% in 2021. Ook het lagere tarief (dat in 2018 is vastgesteld op de belastbare winst tot €200.000) zal in stappen verlaagd worden. De tussenstappen van deze verlaging gaan van 19% in 2019 tot 16,5% in 2020, en daarna tot 15% in 2021.

De verliesverrekeningstermijn
Voor de voorwaartse verliesverrekening gaat een termijn gelden van zes jaar (van negen jaar nu). De achterwaartse verliesverrekening blijft wel één jaar. Voor verliezen van voor 2019 blijft de termijn van negen jaar wel gelden.

De houdsterverliezer
Op dit moment zijn de verliezen van de houdster- en financieringsmaatschappijen maar in beperkte mate te verrekenen. Alleen de winsten uit deze activiteiten worden meegerekend. Maar die beperking komt ten einde. Voor de verliesverrekening zullen wel de (nieuwe) normale termijnen gelden.

De earningsstrippingregeling
De earningsstrippingregeling is een nieuwe beperking op de renteaftrek. Hiermee worden overtollige rentelasten alleen aftrekbaar tot 30% van de EBITDA. Daarbij geldt een franchise van €1.000.000. Deze regeling geldt voor fiscale eenheden op fiscaal eenheidsniveau. Voor die tijd kunnen de overtollige rentelasten voort worden gewenteld zonder beperking.

De renteaftrekbeperkingen
Voor overnameholdings komt de renteaftrekbeperking geheel te vervallen. Ook de aftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente vervalt. In plaats hiervan wordt de earningsstrippingregeling geïntroduceerd (zie boven). De anti-winstdrainage-renteaftrekbeperking blijft wel in stand.

De beperking op de afschrijving van gebouwen
Voor bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, geldt dat zij voortaan slechts het mogen afschrijven op het gebouw dat in eigen gebruik is, tot de boekwaarde gelijk is aan de WOZ-waarde. Voorheen gold hiervoor een percentage van 50% van de WOZ-waarde. Wel mag voor een gebouw dat voor 1 januari 2019 in gebruik is genomen, alsnog afgeschreven worden tot 50% van de WOZ-waarde – zolang er nog geen drie jaar op afgeschreven is.

Voor natuurlijk personen die een onderneming hebben, en die worden belast in de inkomstenbelasting, blijft het wel gewoon mogelijk om het gebouw af te schrijven tot 50% van de WOZ-waarde.

Nieuwe CFC-regels
Er komen nieuwe CFC-regels voor Nederlandse belastingplichtigen die een belang hebben van 50% of meer in een dochtervennootschap dat laag belast wordt, of in een ‘controlled foreign company’ (CFC). In het kort zullen onderdelen van het inkomen van de CFC toegerekend gaan worden aan de winst van de belastingplichtige.

De exitheffing
Er is een exitheffing voor in Nederland belastingplichtige lichamen die vermogensbestanddelen of de (fiscale) vestigingsplaats verplaatsen naar het buitenland. Daarbij kan gekozen worden voor onmiddellijke betaling, of een spreiding van de betaling in vijf gelijke termijnen van een jaar (teruggebracht van 10 jaar nu).

Nieuwe minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars
Voor banken en verzekeraars is een nieuwe minimumkapitaalregel aangekondigd. Die gaat gelden als het vreemd vermogen hoger is dan een nader te bepalen percentage. Vroege geluiden zijn dat dit percentage rond de 92% van het commerciële balanstotaal zal komen te liggen. Naar verwachting gaat deze maatregel gelden vanaf het jaar 2020.

Het tier 1-kapitaal
Op dit moment geldt een bijzondere regeling voor CoCo’s (aanvullende tier 1-kapitaalinstrumenten voor banken en verzekeraars). Die regeling komt te vervallen. Dat betekent dat deze instrumenten niet langer kunnen worden aangemerkt als eigen vermogen. De vergoeding moet bij de ontvanger gezien worden als rendement uit eigen vermogen, en is niet aftrekbaar voor de uitgever.
 
Omzetbelasting Het lage btw-tarief wordt verhoogd
De tarieven voor de omzetbelasting wordt flink op de schop genomen. Het lage btw-tarief gaat stijgen van 6% nu naar 9% in 2019. Dat betekent dat een hoop goederen, zoals medicijnen en medische hulpmiddelen, musea en een bezoek aan de kapper duurder gaan worden. Voor de verhoging van het belastingtarief op boeken is een speciale overgangsmaatregel in het leven geroepen. Voor vooruitbetalingen van vóór de ingang van de verhoging blijft het oude tarief nog gelden.

De kleine ondernemingsregeling
De KOR (kleine ondernemingsregeling) wordt gemoderniseerd. Dit brengt een welkome vernieuwing en modernisering in het MKB. Ondernemers die gevestigd zijn in Nederland en een omzet hebben van minder dan €20.000 per jaar, kunnen een btw-vrijstelling krijgen. Dat betekent dat zij geen administratieve verplichtingen meer hebben, en dus ook geen aangifte meer hoeven te doen. Uiteraard brengen zij ook geen btw meer in aftrek.

E-commerce
Voor digitale diensten gaat gelden dat de factureringsregels van toepassing zijn, van het land van de verrichter van de dienst. Voor ondernemers die in beperkte mate digitale diensten verkopen in andere lidstaten van de EU, geldt dat zij de btw van hun eigen land kunnen gaan berekenen. Voor het jaar 2021 staan er enkele andere wijzigingen op het programma.

Sportvrijstelling
Voor niet-leden van een sportorganisatie zal de btw-regeling die sport vrijstelt, ook gaan gelden. Ook de exploitatie van sportaccommodaties zal worden vrijgesteld van btw – mits zij geen winstoogmerk hebben. Er is een subsidieregeling voor de btw-aftrek voor bouw- en onderhoudskosten bij deze accommodaties.

Btw-vrijstelling voor toelatingsexamens in het beroepsonderwijs
Per januari 2019 zullen, op toezegging van de staatssecretaris, de toelatingsexamens die toegang verlenen tot het vrijgesteld onderwijs worden vrijgesteld van btw. Dat geldt overigens ook voor tussentijdse examens in dat onderwijs. Voor afsluitend examens geldt op dit moment al een vrijstelling (de onderwijsvrijstelling).
 
Dividendbelasting Dividendbelasting
De kwestie van de dividendbelasting is uitgebreid in het nieuws geweest. Het resultaat van maandenlang overleg is dat de dividendbelasting uiteindelijk toch niét al worden afgeschaft. Dat betekent ook dat de nieuwe bronbelasting voor dividenden, die was aangekondigd als reactie op de aankomende afschaffing, zal worden uitgesteld: die moet eerst worden afgestemd op de huidige Wet dividendbelasting.
 

Vraag? Stel hem gerust aan één van onze teamleden.

Bij Bond is er altijd een luisterend oor. Op zoek naar een oplossing voor uw financiële vraagstuk? Het begint met een e-mail naar één van onze teamleden.